Intro Photo

Heldenmoed stelt niet veel voor...

25.08.2023

Om 18:30u gaan wij door de Robbegatsluis weer naar buiten, naar de Waddenzee. Het is nog circa 3 uur licht en het water loopt al af. Maar volgens mijn berekeningen halen wij het nog en kunnen wij vannacht weer droogvallen op het Wierumer Wad.

Net uit de haven, roept ons de vuurtoren van Schiermonnikoog: "Antilope. Wat is uw reden van niet gebruik maken van de meldplicht!" Ik leg uit dat wij met z'n tweeën zijn en nog bezig waren met opruimen naar de sluis. "Maar dat is geen verontschuldiging!" - "Excuus!" meld ik "Twee opvarenden richting Wierumer Wad!" - "Dat is begrepen. Goede vaart!"

Twee opvarenden, Richard en ik dus. Al de hele week hebben wij te maken met tegenwind, zodat een groot deel van de reis gemotord moet worden. Heel af en toe lijkt de wind wat noordelijker te staan, maar zoals wij later zullen vaststellen, is de windrichting niet goed genoeg voor een half-wind-koers over het wandtij. Wij hijssen de fok erbij en proberen het wel. Voor een klein stukje ondersteund de fok ons. Wij volgen nauwkeurig te geulen. Tot onze vreugde kijkt de Kuipersplaat ten noorden van het Zoutkamperlaag al uit het water en liggen de huilers van deze zomer uit te rusten. De zon nadert haar ondergang. Een visserschip komt af van het wantij.

Voor ons boeg liggen 7 dagen Waddenzee en Binnenwater tot aan de stadsgrens van Amsterdam. Opgelucht zijn wij weer en-route. Ons vlak is in orde. Wij kunnen ervandoor. Als jullie zich nou afvragen wat er dan zo erg is geweest dat het logboek niet kon worden bijgehouden, dan is dit verhaal het antwoord:

Wij varen het wantij op. De avond is warm en rustig. De wind droog. Richard stuurt en maakt kennis met de combinatie uit wind en stroming die hier op de Waddenzee nog moeilijk kan uitpakken. Wij gaan de Paesenrede in. De fok staat nog. Ongeveer 2-3 Bft noordenwind, maar sterk genoeg om ons met de fok naar de lage kant van de geulen te drukken.

Onze havenmeester uit Den Helder stuurde mij een App. Ik sta dus op het achterdek mijn berichten te beantwoorden toen ik ineens duidleijk voel hoe het schip wordt afgremd en er geen beweging meer in zit. Wij proberen er nog met de achteruitgang van de plaat af te komen. De fok werkt tegen. Ik haal de fok eraf. Geen beweging in het schip. Wij gaan de diepte pijlen. Over bakbord voor nog maar 50 cm tot aan de achterkant van het zwaard. Bakaboord achter is het ietsje dieper, maar al ondiep. Stuurbord achter iets meer dan 2 m.Stuurbord voor, ik durf bijna niet te pijlen... 2 m.

Nog eens hard achteruit. Vooruit en heen en weer met het roer, om er toch nog wat water onder de boeg en de bakbordzijde te krijgen. Weer achteruit. Wij bewegen. Maar het helpt voor geen meter. Het water loopt af. Na 10 minuten staan er aan bakbordzijde voor nog 30 cm. Wij denken even na. De giek naar de lage kant om zo eventueel met het gewicht daarvan nog van de zandplaat af te glijden. Geen beweging meer.

Ik bel nu onze havenmeester, die zelf ervaren skipper is. "Roep maar de toren!" zegt die. Ik roep de toren over de marifoon. De zon gaat heerlijk onder met een rode streep tussen Waddenzee en wolken. Maar wij kunnen er even niet van genieten. Het schip begint schuin te liggen.

Ik meld dat wij midden in de geulen op een zandbank zijn gelopen. "Is goed" zegt de vuurtorenwachter "Ik hou jullie over nacht in de gatten." Ik besef dat hij mij niet goed heeft begrepen en leg uit dat wij heel schuin komen te liggen. "Heel schuin!" Of hij een sleepdienst moet bellen... - ik weet het niet. 

"Ik ga hier vijf minuten over nadenken" meld ik. "Dan roep ik u weer op". Het duurt geen halve minuut, daar gaat mijn mobieltje. Dit nummer ken ik: Jelle Bos van Bos Marine Services. Wat een opluchting iemand aan de lijn te hebben, die dit soort dingen eerder heeft gezien en opgelost. Hoe schuin wij liggen. Hoe veel de mast uit het lood staat ten opzichte van de horizon. Hoe erg het is. Volgens hem gaan er nog maar 50 cm water weg. Volgens mijn berekeningen nog 1 m.

"Okay" denk ik "hij wil mij gerust stellen". Hij kan hier nu sowieso niet komen, want het water loopt af. Hij blijft op stand-by. Ik meld bij de vuurtoren dat wij het afwachten aan dek. Onze havenmeester belt weer met wat tips.

"Het ergste wat er kan gebeuren is dat het schip met de zandbank de diepte in schuift". Dat kan wel sterk uitpakken en wij zouden binnen alles wat los kan, vast moeten zetten. Nou... dat vind ik een slimme maatregel die wel wat rust geeft.

Ondertussen is het ons gelukt de giek aan de hoge zijde naar buiten te zetten. Althans zo ver als het met twee personen op een al schuin liggend schip nog lukt. Het wordt donker. Richard denkt na over rugzak pakken en verzameld wat hij belangrijk vind om mee te nemen bovendeks. Hij vind dat ik mijn katten moet inpakken en ook een rugzak moet pakken. Als ik boven kom heeft hij uit mijn reddingmiddelen en de ladder een vlotje gebouwd waar wij alles op kwijt kunnen. 

Ik ga weer naar beneden en weet even niet of ik moet lachen of huilen en waarom. Maar ik ben de schipper. Ik moet rationaal blijven denken. Mijn schip gaat hiervan niet stuk. Dat weet ik zeker. Wij kunnen van het sediment eraf glijden. Dat is mij duidelijk, ook als geoloog. Alles vast zetten maar.

Twee vragen schieten door mijn hoofd: Met wie wil je terecht op een eenzaam eiland? En wat neem je mee in geval van nood als je maar drie dingen mee kunt nemen?

De enige antwoorden die ik hierop kan verzinnen: Als je op een eenzaam eiland terecht komt, heb je meestal niet veel keuze met wie dit gaat gebeuren. En dan moet je het doen met wat je bij je hebt. 

Ik pak een rugzak met kattenvoer en weet even niet verder. Het komt mij stom voor. De tassen voor de katten staan klaar, maar ik geloof eigenlijk niet dat wij opgehaald moeten worden. Ik ga ook niet van bord. Immers gaat het water weg en als het schip van de zandbank afglijd, dan kunnen wij nog altijd even op de zandplaat gaan staan en erna kijken in het donker.

Ondertussen ontvang ik bericht van Jelle. Hij heeft het erger gezien en er gaan nog maar 20 cm weg. Nou dat dat niet klopt weet ik, maar zijn humor helpt wel even. Ik denk bij mij "het is wel een soort prins op het witte paard" en moet weer lachen. 

Ik ga bovendeks. Richard mag mijn notenportie die ik eigenlijk met ontbijt wil eten vanavond al opeten. Wij nemen thee mee en koekjes en chocola en gaan boven aan de hoge kant van het achterdek zitten. Wij spreken over de scenario's die kunnen optreden. Wij zijn 3 uur voor laagwater vastgelopen. Dat betekend dat wij circa 3 uur na laagwater weer zouden moeten drijven, dan nog wel met de boeg in de zandbank, maar wel al weer recht. Wij rekenen even na. Het water loopt nog 2 uur lang weg. Tot wij weer drijven is het 1:30u morgen ochtend.

Stilte. Ik vraag Richard of hij überhaupt alleen met mij wil doorvaren. Hij stemmt toe. Hij vraagt het zelfde aan mij. Wij zijn blij dat wij het met elkaar kunnen vinden.

Dus het is weer zo een avond met sterren kijken. Deze keer ga ik een deken halen voor mij. Hoewel het droog is, koelt het staal snel af. Ik deel onze beslissingen met de vuurtorenwachter. Wij blijven op stand-by, hij ook. 

Langzaam krijgen wij een idee hoe schuin wij nog komen staan. Niet veel meer. Zoals het rond 23:00u is, blijven wij anderhalf uur staan. Geen beweging. Een keiharde zandbank naast ons. Wij wandelen afwisselend een rondje. Het vlot is uit elkaar gehaald en wij gebruiken de drijfkussens om erop te zitten. Af en toe ga ik kijken naar de katten. Zij vinden het wel schuin, maar meer niet. 

Langzaam komt het schip weer overeind, stilletjes. Wij merken het bijna niet tot het ineens weer recht ligt. Het duurd nog een half uur, tot wij weer helemaal vrij zijn. Wij gaan de drempel van de zandbank in het donker over en droppen het anker. Het is halfdrie s'ochtends. Ik meld ons nog veilig voor anker bij de vuurtoren. Uitslapen maar.

Heldenmoed stelt niet veel voor. Geluk is heel wat moeilijker. Wij hadden weer geluk en in het geheim bid ik dat mijn geluk niet op raakt.