Intro Photo

Tussen houten viskotters...

12.07.2023

Zes maanden was ik te gast op de Greifswalder Museumwerf, een van de laatste in Duitsland nog bestaande scheepswerven voor houten viskotters en boten.

Zes maanden lang stille nachten, bevroren en naast de Lovis de enige stalen rompen in het water. De museumhaven op de andere kant van het water ziet er niet anders oud - 80% van de schepen is van hout.

Tussen houten viskotters, die hier nog wel voor de chartervaart op de Oostzee worden gerestaureerd, kwam ik bij van de reis, laag ik stil, heb ik een beetje geklust, heb ik de kachel gestokt en boeken gelezen. Ik ging uit op speurtocht voor het winnen van kalk van de Oostzeekust en van klei in de riviermondingen van de omgeving, de fabricage van bakstenen en het transport daarvan met zeilende vrachtschepen naar het binnenland tot naar Berlijn. Natuurlijk zocht ik sporen van zeilende vrachtvaart op de binnenwateren, zoals ik het heb leren kennen in Nederland. Een zeilcultuur die hier helemaal vergeten is. Maar als je zoekt dan maak je kans op ontdekkingen...

Op zonnige dagen in herfst en lente zat ik op mijn dek - tussen al de houten viskotters - en keek ik naar de bedrijvigheid hier op de werf. Stiekem dacht ik bij mij "ik ben al gek met mijn stalen bak...".

Maar als ik zie hoe veel moeite er wordt gedaan om de oude Deense viskotters en kotters gebouwd in de voormalige DDR in de vaart te houden... - om de 30 jaar worden de planken in het onderwaterschip vervangen. In de winter gaan de houten dekken onder een groot dekzeil dat de vorst niet te veel schade achterlaat. In de zomer gaan de houten kotters onder een dekzeil dat de zon het hout niet droogt.

Dat vindt ik heel wat!

Aan het noordoever van de Ryck hier in Greifswald waren meerdere werven voor de houten scheepsbouw gevestigd. Met de neergang van de zeilende vrachtvaart was er alleen maar nog werk voor één werf. Sinds 1911 was de werf eigendom van een meneer Buchholz.

Na WOII kon de werf als onderneming blijven bestaan door opdrachten voor de wederopouw van de Oost-Duitse visserij. Tussen 1948 en 1953 zijn hier in totaal 6 houten kotters tussen de 17 m en 24 m lang gebouwd. Zelf de grootste houtnieuwbouw met een lengte van 32 m, genoemd "Neues Deutschland" werd 1951 te water gelaten.

1953 vluchtte de eigenaar van het bedrijf naar de toenmalige BRD. De werf werd overgenomen door de overheid. Tot aan de periode van de eenwording werden hier viskotters van de Oostzee gerepareerd.

Soms kun je ze tegenwoordig nog zien rennen de mannen met de gestoomde planken onder hun armen... - alles om het hout er op tijd aan de romp te krijgen, zolang het nog heet en vochtig is en gebogen kan worden om de oude spanten van eikenhout...

Immaterieel erfgoed, bewaard op de juiste plek.

En dan kom ik mijn geklonken schip, de Antilope. veel meer ruim van binnen en af een toe met een kleine dubbeling op het onderwaterschip... "Wat heb ik een goede keuze gemaakt" denk ik dan bij mij. Immaterieel erfgoed, maar dan veel moderner dan de houtbouw exemplaren. Hoewel schepen zoals de Antilope in een vroegere generatie ook van hout waren.

Eindeloze wandelingen door de moerassen rond de stad, af en toe een thee met de werfmeester, een gesprekje met Paul, de driepoterige werfkater en her een der komt een nieuwsgierige havenligger langs om te kijken wat ik hier doe. Waarom ik niet langs de Oostzeekust ben gezeild. "Want het is een binnenvaartschip" zeg ik dan. 

Geschikt voor het varen op ondiep water. "Kanaazeiler - nooit gehoord!".

Vragende gezichten. "Wat een onzin!" zie ik sommige mensen denken. Want de zeilcultuur in Nederland is een heel andere...

Tijdens een koffieronde hoor ik dat tegenwoordig de jaarlijkse viskotter-zeilwedstrijd op een rechte baan wordt gevaren. De snelste wint. "Wat een onzin!" denk ik in mijn onwetendheid. Want de zeilcultuur hier is een heel andere...

Het vaarwater voor de deur is natuurlijk heel ondiep. Er is niet veel ruimte voor schepen met een diepgang van twee of drie meter, haast niet als zij een wedstrijd zeilen. En dan zijn het natuurlijk viskotters. De schepen kruisen wel, maar eigenlijk een beetje stroef - net als of je een lepel door de honing haalt, zo stroef! Maar vast is er een vaarwater waar deze schepen voor zijn gebouwd: de Oostzee. En het waren vissersschepen. Zij moesten stil blijven liggen als de volle visnetten werden binnen gehaald. 

Geen glimp van behendigheid, zoals in het Nederlandse plattbodemontwerp. Maar dat is niet erg. Zo kunnen wij van elkaar blijven leren.